Trekschuit in woord en beeld

Trekschuit in woord en beeld

auteur – Wimmie Hofstra

De Haagse trekvaarten © 2024 by  Wimmie Hofstra is licensed under CC BY-NC-SA 4.0 

Den Haag was vanaf de Gouden Eeuw het centrum van macht en bestuur en een broedplaats voor kunst en wetenschap. Per capita waren hier meer kunstenaars werkzaam dan in Amsterdam. Het stadhouderlijk hof, burgers en regenten stimuleerden de bouwkunst en verzamelden talrijke schilderijen. Architecten gaven vorm aan statige gebouwen en pleinen, waarmee ze de identiteit van Den Haag bepaalden. Beroemde schilders brachten de schoonheid van ons land tot leven door middel van stadsgezichten en het Hollandse landschap, terwijl schrijvers en dichters de dorpen en steden in de literatuur roemden. Het beeld van de trekvaart werd gevormd door deze kunstenaars.

Het havenkwartier waar de trekschuiten naar Leiden en naar Delft vertrokken was van cruciaal belang voor transport en handel. We maken denkbeeldige wandeling door dit gebied van het Oude Centrum en verrijken deze route met diverse kunstvormen zoals gedichten, schilderijen, fotografie en architectuur van de kunstenaars die hier of verderop aan de trekvaart woonden. Zo volgen we de iconische sporen die de beroemde bewoners en hun tijd hebben achtergelaten. Aangezien de trekschuit meer dan twee eeuwen vanuit Den Haag vertrok, wordt dit beeld gekenmerkt door verschillende technieken, media en artistieke stromingen.

Het havenkwartier in het Oude Centrum

Het barokke gedicht over Den Haag van Jacob van der Does (1641-1680) geeft een levendige indruk van het gebied (1672).1 

…, soo sult gy op het Spuy belenden, Daer al het volck, hetgeen dat reyst voorby moet gaen, tZy ’t uyt den Haegh vertreckt, of in den Haegh komt aen. Hier is ’t vermaeckelijck en levendt: even buyten, Daer is het Delfsche Veer, daer leggen dertich schuyten; En yeder hallef uer met dat de klock maer slaet, Soo steeckter een van Lant, van vroegh tot savonts laet: Daer sitmen warm en droogh, des Winters noyt met regen, Of kou; des Somers noyt met heete Son verlegen; En die ten achten hier gaet uyt den Haegh van daen, Die sal ten negenen al binnen Delleft staen: Wat meer nae binnen toe daer is het veer op Leyden, Om soo de Schuyten van malkand’ren t’onderscheyden. Op dat den reyser geen verkeerden wech en nam, En hy verdwael’, in plaats van Delft tot Leyden quam…

Spui

trekschuit naar Leiden

Vanaf het Spui vertrokken de trekschuiten naar Leiden. Tot 1648 moeten passagiers overstappen in Leidschendam. Daarna werd hier een ruime sluis aangelegd. In Leidschendam bevonden zich diverse herbergen. In de 18e eeuw richtten veel kunstenaars zich op het schilderen van stadsgezichten. Het bekendste schilderij van Leidschendam is van de hand van Paulus Constantijn la Fargue (1729-1782), ‘De zwaaikom in de trekvaart in Leidschendam’. La Fargue specialiseerde zich in de 18e eeuw in het genre van de stadsgezichten. Aan de hand van zijn schilderijen zou men een reis met de trekschuit door Holland kunnen maken.2 De Hervormde Kerk, ontworpen door de architect Arent van ’s Gravensande (1610-1662), valt op in het romantische dorpsgezicht. De kerk staat nog steeds, hoewel de koepel is vervangen door een achtzijdige schuine kap.  

afbeelding: schilderij Paulus Constantijn la Fargue, De zwaaikom in de trekvaart in Leidschendam, 1756, Rijksmuseum, Amsterdam

De Haagse schilder Jan van Goyen (1596-1656) schetst het landelijke leven in de opeenvolgende veenweidepolders tussen Leidschendam en Leiden bij het buitenhuis Oostbos.4 Hierop is te zien hoe boeren hun vee van de ene naar de andere kant van de Vliet brengen op een platbodem. Boeren vissen en sjouwen met emmers melk. De jager te paard trekt een lange lijn van het schuitje, dat met behulp van de boeren over een bruggetje naar een platbodem wordt geleid.

afbeelding: schilderij Jan van Goyen, Gezicht op de Vliet bij Voorschoten met huis Oostbos, 1642, Lakenhal, Leiden

Zieken

trekschuit naar Delft

Bartholomeus van Hove (1790 -1880) was een van de belangrijkste schilders uit de Romantiek, een kunststroming met een sterke hang naar de Gouden Eeuw. Hij schilderde honderden stadsgezichten ’tussen fantasie en werkelijkheid’.5

afbeelding schilderij Bartholomeus van Hove, Gezicht op het Oude Vrouwen- en Kinderhuis aan het Zieken,1830, Haags Historisch Museum, Den Haag 

Op het schilderij Gezicht op het Oude Vrouwen- en Kinderhuis aan het Zieken (1830) zien we de haven aan het Zieken met de trekschuitdienst richting Delft. De trekschuit voer tussen steden en was van cruciaal belang voor het vervoer van goederen en passagiers. De haven aan de Bierkade lag langs de buitengrens van Den Haag. De trekschuit ligt aangemeerd voor de stadsherberg. De klok heeft net een half uur geslagen. Tijd om te vertrekken. Kruiers helpen met de handbagage, terwijl de schipper en zijn knecht ervoor zorgen dat de passagiers worden geholpen met het in- en uitstappen.

Leprozenhuis en ’t Wachtje

De trekvaart vertrok en eindigde net voorbij het voormalige leprozenhuis, een ommuurd ziekenhuis voor leprapatiënten. Dergelijke ziekenhuizen boden verzorging en isolatie aan mensen die lepra hadden. In de 17e en 18e eeuw werd het gebouw herbestemd tot proveniershuis. Aan het begin van de 19e eeuw werd het afgebroken.

Zeger Reijers (1789-1857), de stadsarchitect van Den Haag, bouwt op het Rijswijkse Plein het Wachtje, een huisje waar ambtenaren invoerrechten en uitvoerrechten innen (1825-1827). Tijdens zijn studie in Parijs werd Reijers geïnspireerd door de muur van de Belastingpachters, een stadsomwalling rond Parijs met neoclassicistische tolhuizen van Claude Nicolas Ledoux (1736-1806).6

Afbeelding: Wachtje architect Reijers (1825-1827) foto Rijswijkseplein

Constantijn Huygens

De trekschuit voer van stad naar stad. Rond 1670 bereikte het personenvervoer over water zijn hoogtepunt. Het trekvaartnetwerk werd snel uitgebreid, waardoor de belangrijkste steden in Holland, Friesland en Groningen bereikbaar werden per boot.7 De haltes lagen aan de rand van de stad. Vanaf de aanmeerplaats bij de Haagse Poort in Delft kon men vanaf 1655 de reis vervolgen richting Overschie naar Schiedam, Rotterdam of Delftshaven. Passagiers doorkruisten de hele stad met hun bagage om bij de trekschuiten richting Overschie te komen. Er was een strikte dienstregeling en de trekschuit vertrok bij het luiden van de klok, zoals blijkt uit een lofdicht van de Haagse dichter en diplomaat Constantijn Huygens (1596 -1687)8:

Na Rotterdammer Hoofd, of uijtvaert van Delfshaven;

Sij sagens’ haestigh volck half blindeling doordraven,

En Delft, langs eene Delft, voor eene straet, begaen;

De schuijt-klock doogde niet een omsien stille staen,

De passagiers vertrokken tegenover de Rotterdamse en Schiedamse Poort. Dat is goed te zien op het schilderij Gezicht op Delft (1660-1661) van Johannes Vermeer (1632-1675) uit het Mauritshuis. Hier liggen vier trekschuiten voor de Rotterdamse Poort. Rechts vooraan is ook een trekschuit te zien.

afbeelding: schilderij Johannes Vermeer, Gezicht op Delft, c. 1660 – 1661, Mauritshuis, Den Haag

De lichtval en het perspectief spelen een belangrijke rol bij de schilderijen van Vermeer, die met het Gezicht op Delft een waarheidsgetrouwe illusie creëert. Het beeld van het dagelijkse leven in de 17e eeuw is overtuigend. De Gouden Eeuw was een tijd van wetenschappelijke ontdekkingen. Vermeer heeft hoogstwaarschijnlijk de camera obscura gebruikt, een van de uitvindingen van die tijd, om het Gezicht op Delft te schilderen.

Lenzen

Met de camera obscura kon men een haarscherpe projectie verkrijgen door middel van lenzen in een soort kijkkastje. Zowel kunstenaars als wetenschappers maakten gebruik van optische instrumenten met holle en bolle lenzen. Zo bestudeerde Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) in Delft met zijn microscoop de miniatuurwereld, terwijl de uitvinder Christiaan Huygens (1629-1695), verderop in zijn tuin op Hofwijck met een zelfgemaakte telescoop ons zonnestelsel bestudeerde. Huygens vond ook de voorloper van de film- en diaprojector uit, de toverlantaarn.

Groenewegje

Het Groenewegje lag aan de buitenkant van de grachtengordel en maakte deel uit van de Bierkadehaven. Hier waren ligplaatsen voor diverse schepen. In 1865 werd een 3D-foto gemaakt van een trekschuit aan de kade. Deze zogenaamde stereofoto nam ons terug naar de tijd van Hendrik Willem Mesdag (1831-1915). Stereofoto’s waren in die tijd erg populair. Veel mensen gebruikten een stereoscoop, een eenvoudige kijker, om diepte aan afbeeldingen te geven, waardoor ze een driedimensionaal effect leken te hebben.9

afbeelding: stereofoto Groenwegje, 1865, collectie Haags Gemeentearchief

Bierkade 

De haven aan de Bierkade lag langs de buitengrens van Den Haag. In 1616 werden de huizen hier gebouwd volgens voorschriften die het aanzien van Den Haag zouden verbeteren, zodat reizigers en bezoekers onder de indruk waren van de schoonheid van de stad. De huizen moesten minstens twee verdiepingen hoog zijn en gemetseld worden volgens een voorgeschreven patroon met wit metselwerk (speklagen)10. De binnenhaven werd gebruikt voor het laden en lossen van bier. Hier stonden pakhuizen en herbergen.

afbeelding: schilderij Jan van Goyen, Gezicht op Den Haag vanuit het Zuidoosten, 1651, Haags Historisch Museum, Den Haag

Schilderij

De Bierkade is te zien op het schilderij van Goyen (1596 -1656) Gezicht op Den Haag vanuit het Zuidoosten, een ongekend groot werk van bijna vijf meter breed, dat als ode was aan het mooiste dorp van de Republiek voor het stadsbestuur is gemaakt. Met de Vrede van Münster (1648) is de definitieve erkenning van onze soevereiniteit een feit. Dit zorgt voor een revolutie in de schilderkunst. Een nieuw genre is geboren: het Hollandse landschap. Jan van Goyen brengt met trots het Hollandse landschap in beeld. Op het schilderij staat niet alleen een trekschuit afgebeeld, maar ook een schuit waarin waarschijnlijk het stadsbestuur zit, de opdrachtgever van dit schilderij en samen met de bestuurders uit Delft en Leiden de initiatiefnemer van de trekvaart. Van Goyen gaf niet precies weer hoe Den Haag er uitzag. De Vliet is verlegd, paleis Noordeinde gedraaid en de huizen van hemzelf en zijn buurman op de Dunne Bierkade geeft hij een centrale rol.11 

afbeelding: schilderij Cornelis Springer en Kasper Karsen, Gezicht op Den Haag in de 17de eeuw, 1852, Rijksmuseum, Amsterdam

Een andere beroemde landschapsschilder uit de 17e eeuw is Rembrandt van Rijn (1606-1669). Hij schilderde vrij sombere landschappen in clair-obscur. Hij werd beroemd door zijn latere ‘ruwe’ pasteuze, onaffe manier van schilderen. Cornelis Springer (1817-1891) schildert samen met Kasper Karsen (1810-1896) het grote schilderij Gezicht op Den Haag in de 17de eeuw (200 x 340 cm) ter ere van de Rembrandtfeesten in 1852.12 Springer was gespecialiseerd in stadsgezichten en schilderde met een fijn penseel.Een uitzondering daarop is dit enorme schilderij, een ode aan Rembrandt. De ‘skyline’ van Den Haag klopt vrij goed met de 17de eeuwse situatie. Herkenbaar is de toren van de St. Jacobskerk en de ridderzaal. De wipmolens die zijn afgebeeld zijn echter pure fantasie.

Dunne Bierkade: Gouden Eeuw 

Schilders

Op de Dunne Bierkade woonden en werkten Jan van Goyen (1596-1656), Paulus Potter (1625-1654) en Jan Steen (1625/26-1679). De onderlinge relaties van de drie schilders lezen als een grandioze familieroman. Steen trouwde met de dochter van Van Goyen en werkte vijf jaar in Den Haag. Van Goyen verhuurde het naastgelegen huis aan Potter, die hier het landschap op De Stier schilderde. Potter trouwde op zijn beurt met zijn buurmeisje aan de andere kant, de dochter van de paleizenbouwer Van Balckeneynde.

Architect

Een blikvanger op de Dunne Bierkade is het woonhuis van de stadstimmerman Van Balckeneynde (1599/1600-1664). Het huis is in samenwerking met Pieter Post (1608-1669) in Hollands classicistische stijl gebouwd. Het huis getuigt van een zuivere maatvoering en harmonie. Achter het huis bevond zich de timmermanswerf. Bouwmaterialen werden via het water vervoerd.

afbeelding: Van Balckeneynde Huis, architecten Van Balckeneynde en Post (foto)

Paviljoensgracht

Baruch de Spinoza (1632-1677) is de bekendste filosoof van Nederland. Zijn denkbeelden over de vrijheid van meningsuiting, democratie en het spanningsveld tussen kerk en staat zijn nog steeds actueel. Zijn werk is vernieuwend en baanbrekend. Op 23-jarige leeftijd wordt hij verstoten uit de joodse gemeenschap. Hij vertrekt uit Amsterdam naar Rijnsburg en verhuist later naar Voorburg en daarna naar Den Haag. Hier aan de Paviljoensgracht schrijft hij zijn bekende filosofische tractaten. Zijn briefwisseling met bekende wetenschappers in Europa wordt door de trekschuitdienst mogelijk gemaakt. 

Mogelijk heeft voor Baruch de Spinoza de schoonzoon van Jan van Goyen, Jan Steen (1626-1679) in dit huis gewoond. Jan Steen werkt vijf jaar in Den Haag en geeft ons een beeld van het leven in dorpen en herbergen waar de trekschuit langs voer. Zo schilderde hij Dansende boeren voor een herberg in zijn Haagse periode.

afbeelding: schilderij Jan Havicksz. Steen, Dansende boeren voor een herberg, ca.1653, The Toledo Museum of Art, Verenigde Staten 

Stille Veerkade

Via de Paviljoensgracht komen we op de Stille Veerkade, een woongebied langs de gracht. Een van de bekende bewoners van dit gebied, zoals vermeld door Van der Does in zijn beschrijving van Den Haag, was de dichter-predikant Joannes Vollenhove (1631-1708). In de Gouden Eeuw was poëzie een populaire kunstvorm, waarbij de belerende gedichten van predikanten, vooral in de tweede helft van de 17e eeuw, tot de meest gelezen literatuur behoorden. Deze gedichten waren zelfs voor analfabeten gemakkelijk te onthouden.13 Vollenhove gebruikte poëzie om richtlijnen en adviezen voor een ideale levensstijl te geven, terwijl Jacob Cats (1577-1660), een staatsman, moraliserende gedichten schreef die tot in de 19e eeuw tot de meest gelezen boeken van Nederland behoorden, zoals “Houwelick”.

Embleemgenre

Deze werken behoorden tot het zogenaamde embleemgenre, waarin woord en beeld samenkomen. Een embleem bestaat uit een afbeelding (pictura), een opschrift (motto) en een onderschrift (scriptura). De afbeelding daagt de lezer uit om betekenis te vinden. Een van die afbeeldingen was een gravure van Adriaen van de Venne (1587/1584-1662) van de trekschuit bij Den Haag.

afbeelding: Adriaen van de Venne, figuren in een trekschuit (1625-1635), gravure uit: Jacob Cats Houwelick, Rijksmuseum, Amsterdam


Opmerkelijk is dat de afbeelding van Adriaen van de Venne ook is opgenomen in een privé-album dat juist in de afgelopen decennia steeds populairder is geworden. Het kostbare album (1626) is eigendom van het British Museum en bestaat uit meer dan honderd tekeningen in een gouache-techniek14. Het album is uniek in zijn soort en werd waarschijnlijk als huwelijksgeschenk aan Amalia van Solms en stadhouder Frederik Hendrik15 geschonken. Het album staat vol met humor uit de Gouden Eeuw, met tal van Oud-Hollandse gebruiken, activiteiten, gezegden en spreekwoorden.

afbeelding: gouache tekening Adriaen van de Venne, Album, British Museum, Londen

Amsterdamse Veerkade


In 1630 werd vastgesteld dat de markt- en veerschepen uitsluitend op de Amsterdamse Veerkade mochten laden en lossen voor Delft, Rotterdam en Amsterdam. Architect Pieter Post woonde hier in de 17e eeuw, terwijl in de 19e eeuw het atelier van Johan Barthold Jongkind (1819-1891) zich op deze locatie bevond. Onderweg naar zijn moeder of zus in het Westland legde Jongkind met zwart krijt de landschappen van de trekvaart vast en werkte die later uit tot etsen. Op het gedeelte van Overschie naar Rotterdam stonden zo’n 20 industrie- en poldermolens.16 Het Hollandse landschap was bezaaid met molens. De trekvaart naar Rotterdam is grotendeels gedempt met puin door het bombardement van Rotterdam in 1940. De trekschuit verdween al eerder uit het Hollandse landschap. Waar de trekschuiten aanmeerden in Rotterdam staat nu het gebouw van de Delftse Poort aan het Weena, waar nu het Centraal Station van Rotterdam is gevestigd en de trein fungeert als intercity.

afbeelding: Jongkind, Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-1902-A-22807

Noten