De aanleg van de trekvaart naar het Westen
Pakschuiten en trekschuiten zorgen voor transport van goederen en passagiers tussen de vele steden en dorpen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795). Het grondgebied wordt stap voor stap met elkaar verbonden door een samenhangend wegennetwerk. Het is een netwerk van waterwegen dat het begin vormt van onze vervoerseconomie. De aanleg van bevaarbare kanalen is dan ook van cruciaal belang voor de economische groei van een plaats als Den Haag. Dit artikel gaat over de aanleg van zo’n regionale waterweg.
Den Haag waterstad
Reizigers die Den Haag naderen, doen dat veelal over water met de trekschuit. Ze worden verwelkomd in een stad met grachten. De residentie is opgedeeld in vijf grachtenkwartieren. In het Westen ligt een kwartier met de Groenmarkt, nu bekend als de Grote Markt. Vanuit hier vertrekt een trekschuit richting Loosduinen, Honselersdijk en andere dorpen in het Westland. In dit gebied wordt groente en fruit voor steden als Den Haag verbouwd. Dit artikel werpt een fascinerende blik op de geschiedenis en het erfgoed van de trekvaart van Den Haag naar deze regio ten Westen van de stad. Het ontstaan van deze vaarroute laat zien hoe nauw Den Haag verbonden is met het huis Oranje-Nassau. Het vertelt over een tijd waarin de stadhouders en regenten een cruciale rol spelen in regionale machtsverhoudingen. Maar het vertelt ook over de uitdagingen waar Den Haag mee kampt om haar vervuilde grachten te doorspoelen. Water is de bron van zowel regionale kansen als conflicten. Daarmee gaat het verhaal van de vaart richting Loosduinen verder dan alleen een beschrijving van deze waterweg, als route voor de land- en tuinbouw, zoals deze in Den Haag bekend staat.
Den Haag is in de tijd van de Republiek een echte waterstad. Havenkwartieren met grachten en havens voor vracht- en beurtschepen maken er de dienst uit.1 Feitelijk bestaat het gebied uit een aantal eilanden. In het Westen bestaat het havenkwartier uit de Groenmarkt (nu Grote Markt), Raamstraat, Raamsloot tot aan de Burggracht (Anthonisburgwal), de Warmoesstraat (nu Boekhorststraat), de Lutherse Burgwal en de Pavilloensgracht. Vanuit het Westen, waar groente en fruit wordt verbouwd is het rond 1600 ver omvaren naar dit havenkwartier waar de markt ligt. Er is namelijk geen rechtstreekse verbinding. Boten varen naar de markt via een beek ten zuidwesten van Den Haag, de Westerbeek waaraan een gelijknamige kasteel ligt2 (hoek van de De la Reyweg en de Bothastraat) en komen via de Hoefwatering uiteindelijk via de Vliet in het Oude Centrum de stad binnen. Dat kan beter!
De zandvaart
De eerste stappen naar verbetering werden gezet in 1611 met de aanleg van een zandvaart, het begin van wat de Loosduinsevaart zou worden. Deze vaart werd in een rechte lijn aangelegd vanaf de valbrug bij het Westeinde. De nieuwe vaart had een lengte van ongeveer duizend roeden (een oude lengtemaat, ongeveer gelijk aan 3,5 kilometer).4
In bierstad Delft maken mensen zich zorgen over deze aan te leggen vaart, omdat ze bang zijn dat het water van Delft vervuild raakt. De bierindustrie heeft veel schoon water nodig. In het groeiende Den Haag dienen de grachten als riolering en vuilstortplaats, aangezien een afvalophaaldienst ontbreekt. De grachten zijn een bron van infecties en ziektes. Als het water in de omgeving van Delft vervuild raakt door de verbinding met de vuile grachten van Den Haag, zou dit een ernstige impact kunnen hebben op de kwaliteit en kwantiteit van de bierproductie. De zorgen van Delft zijn dus begrijpelijk. In 1621 worden concessies aan Delft gegeven. Als belangrijke voorwaarde wordt afgesproken dat elke verbinding met de de „nieuwe begonste zantvaert uuytet Westlant” moet worden opgeschort totdat een lopend geschil tussen Den Haag en Delft voor het Hof is opgelost.
De vaart wordt gegraven naast de Loosduinse Weg door oud duingebied. Deze waterweg begint bij de Westmolens en loopt vanuit de belangrijkste toegangsweg vanuit het Westen van Den Haag, het Westeinde, richting Loosduinen. Zand is cruciaal voor het ophogen van de grond voor de bouw en kades. Vandaar dat het afgegraven zand op boten wordt geladen. De stad betaalt voor elke boot met vracht een vastgesteld bedrag. Zo wordt de Amsterdamse Veerkade aan de zuidkant van de stad aangelegd met zand uit deze vaart.3
De graafwerkzaamheden aan de Loosduinse vaart worden vanuit twee richtingen gestart: vanuit Den Haag en vanuit Loosduinen. In 1623 kregen de inwoners van Oost Escamp toestemming om een sluis te bouwen, zodat de zandvaart door de polder kon gaan. De landmeter brengt het gebied in kaart en stelt een plan op voor de exacte route van de vaart en het jaagpad vast. Gedetailleerde kaarten zijn het resultaat. De percelen van de verschillende eigenaren zijn met naam en toenaam op de kaarten genoemd. De locaties van de bruggen zijn duidelijk aangegeven met een blokje, terwijl het jaagpad in rood is gemarkeerd.
Plattegrond, getiteld: “Caerte van de Loosduynse vaert en wegt beginnende aan de vier westermolens tot Loosduynen door Pieter Floris van der Sallem, 1644”. gekl. z. gr. form, 32 x 164.
Deze plattegrond bevindt zich nu in de atlas van het Haags Gemeentearchief, collectie kaarten en plattegronden, nummer z.gr. 1296.
In 1641 werd een nieuwe fase aangekondigd, waarbij de zandvaart wordt verbonden aan de tot dan toe gegraven Loosduinse vaart. Hiervoor moet de zandvaart de Lozerlaan doorkruisen. Deze ontwikkelingen laten zien dat in 1641 de zandvaart vanuit Den Haag was gevorderd tot halverwege Westerbeek en Leiweg, terwijl de Loosduinse vaart vanuit Loosduinen nog niet de Lozerlaan had bereikt. De ontbrekende verbinding werd snel daarna gemaakt. In 1642 schond Den Haag daarmee de garantie die in 1621 aan Delft was gegeven.4 Uiteindelijk duurt het meer dan 30 jaar om de vaart te voltooien.
Plattegrond, getiteld: “Een dito caerte van de vier westermolens tot aan de Leijwegt met getalle aangeweesen de langte en breete van de vaert, door Pieter Florisz. 1645”. gekl. z. gr. form. 31 x 161.
Deze plattegrond bevindt zich nu in de atlas van het Haags Gemeentearchief, collectie kaarten en plattegronden, nummer z.gr. 1298.
Prinsegracht
Rond 1640 werd ondertussen in het verlengde van de Grote Markt richting Westland ook een nieuwe gracht gegraven, de Prinsegracht. Door de aanleg van de Prinsegracht kon de aanvoer van groenten uit het Westland tot aan de markt worden gebracht. Naast goederen konden ook passagiers via deze waterweg naar het Westen toe reizen of vanuit het Westen naar de stad met de trekschuit. De gracht is vernoemd naar stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647), de Prins van Oranje, vandaar de naam: Prinsegracht zonder ‘n’, dus enkelvoud. Voor de bereikbaarheid van zijn paleis in Honselersdijk en de aanvoer van mens en materieel werd de Prinsegracht gebruikt. Ook was de gracht belangrijk om de doorstroming van het Haagse water te bevorderen. De aanleg van de Prinsegracht is ongeveer gelijktijdig met de Loosduinsevaart in 1642 klaar. De trekvaart van Loosduinen is dan 4 kilometer lang.
Plattegrond getiteld: “Kaart van het Westkwartier van Den Haag met zes molens gelegen aan de Prinsegracht, te maken door Pieter Floris van der Sallem, 1642”. Gekleurde kaart. Formaat 80,5 x 92. Deze plattegrond bevindt zich nu in de atlas van het Haags Gemeentearchief, collectie kaarten en plattegronden, nummer z.gr. 0943
Nieuwe Vaart
Nadat de waterverbinding tussen Den Haag en Loosduinen was voltooid, wenste stadhouder Frederik Hendrik deze uit te breiden tot aan zijn gerestaureerde paleis in Honselersdijk. Op 14 april 1643 werd er een contract gesloten tussen de Prins en het stadsbestuur van Den Haag. Dit contract voorzag in de verlenging van de Loosduinse vaart vanaf de korenmolen in Loosduinen tot aan de vaart aan de noordzijde van het landgoed Honselersdijk. Den Haag ging akkoord met het onderhoud van de Loosduinse vaart, inclusief bruggen en wegen. Ook verstrekte de stad een subsidie van 9000 gulden aan de Prins. Op zijn beurt verplichtte de Prins zich om de vaart tussen Loosduinen en Honselersdijk te realiseren en te onderhouden, inclusief den weg daarnaast, bruggen en andere kunstwerken. De kosten om de “Nieuwe Vaart” naar Honselersdijk aan te leggen en te onderhouden, inclusief de weg langs de vaart, bruggen en andere structuren zijn door de Raden van den Prins later op ruim 33.000 gulden geschat. Naast de subsidie van Den Haag gaven ook Monster en Naaldwijk een bedrag van 7600 gulden aan subsidie. Het aandeel van de Prins in de buit van de zilvervloot werd waarschijnlijk ook gebruikt voor dit project, net als voor de restauratie van Honselersdijk in het algemeen.
Plattegrond getiteld: “Kaart om een vaart aan te leggen met een weg van Loosduynen langs de boomwatering tot aan de Honsholredijck door Pieter Floris van der Sallem, 1643”. Gekleurde kaart. Formaat 42 x 156. Deze plattegrond bevindt zich nu in de atlas van het Haags Gemeentearchief, collectie kaarten en plattegronden, nummer z.gr. 1837.
Een kaart in het Oude Archief van Den Haag toont de geplande route van Loosduinen naar Honselersdijk, inclusief jaagpaden en stenen bruggetjes, gemaakt door landmeter P.F. van der Sallem. Kaarten geven inzicht in de werkzaamheden. De werkzaamheden beperken zich niet tot het gedeelte tussen Loosduinen en Honselersdijk. Ook de Loosduinse weg wordt verbreed.5
Op 14 november 1644 werd er een akkoord gesloten tussen Den Haag en Delft voor de Hoge Raad, waarbij de breedte van de vaart tussen Den Haag en Honselersdijk werd beperkt tot 36 voet en de breedte en hoogte van de bruggen werden vastgesteld op die van de brug bij het huis van Jacob van Berchem, lid van de Raad van State. Den Haag stemde ermee in om geen verdere uitbreiding van de vaart richting Honselersdijk te bevorderen, noch direct noch indirect, met geld of andere middelen.
Cornelis Musch, een oranjegezindte regent
Het project wordt vervolgens ondertussen razendsnel uitgevoerd. Het nieuwe kanaal genaamd “De Nieuwe Vaert” is al twee jaar na het initiatief een feit. De verbindingsweg met het paleis, gelegen tussen Poeldijk en Naaldwijk, is rond 1645 gerealiseerd. De stadhouder kreeg vrij vlot toestemming om de rivier de Gantel te doorkruisen om de waterweg door te trekken naar het paleis. Dit volgens de bronnen6 dankzij een Oranjegezinde regent. In 1643 was Cornelis Musch (1593-1650) benoemd bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Musch, liet zijn steun aan het stadhouderschap blijken door de dijkdoorbraak tussen Poeldijk en Monster mogelijk te maken. In zijn carrière was hij eerder geholpen door het huis van Oranje-Nassau. In Poeldijk is de doorbraak van de Ganteldijk zelfs naar hem vernoemd, de “Musschenheul”. Een heul is een dijkdoorbraak. Het feit dat prins Frederik Hendrik toestemming kreeg om de rivier de Gantel te doorkruisen voor de aanleg van het kanaal, kan duiden op de politieke en financiële macht van het stadhouderlijk paar. Er was decennialang gesteggel geweest tussen Den Haag en Delft over een doorbraak die het Delftse en Haagse water met elkaar in verbinding zou brengen, maar ook over waterbezwaar en over de kosten van onderhoud. Nu was er plotsklaps binnen een recordtijd een nieuwe vaart gerealiseerd, inclusief de doorbraak die door Delft zo gevreesd werd.
In gebruiksname
De vaarweg tussen Den Haag, Loosduinen en omliggende dorpen werd gebruikt als trekvaart, een openbaar vervoersverbinding waarbij een schuit voortgetrokken werd door een paard. Er was een geregelde dienstregeling, maar het aantal vaarten was veel geringer dan op de vaarten naar Delft en Leiden, waarbij minstens acht vaarten per dag vertrokken. Het betrof hier dan ook een regionale verbinding. De eigenaren van de buitenhuizen zullen niet de voornaamste klanten zijn geweest van de trekvaart, maar eerder bezoekers van de buitens, dorpsbewoners, handelaren en mogelijk zelfs mensen die van zee afkwamen en zo naar Den Haag wilden reizen. Zoals we gezien hebben vereiste de trekvaartdienst een uitgebreide infrastructuur. Dit omvatte onder andere verharde jaagpaden, bruggetjes, tolhekken, maar ook de bouw van trekschuiten en personeelskosten zoals de aanstelling van een schipper. Om de kosten te dekken werd er tol geheven op de weg naar Loosduinen, waarvoor tolhekken werden geplaatst.6
Haagse Almanak 1861 Toltarief voor de straatwegen van ’s Gravenhage naar Loosduinen en van Loosduinen naar Monster
Verzoek van de schipper
In het Haags Gemeentearchief is een verzoek van Pieter Huijbertsen van Meurs om als schipper te mogen varen op de veerschuit van Den Haag op Loosduinen en omliggende dorpen (1670). Hij richt zich tot de schout, burgmeesters en regeerders van Den Haag.
Pieter Huijbersen van Meurs vraagt in een formeel verzoek aan de autoriteiten van Den Haag om toestemming om als reguliere veerschipper te varen tussen Den Haag, Loosduinen, Poeldijk, Honselersdijk en Naaldwijk. Hij stelt voor om op bepaalde uren heen en weer te varen, afhankelijk van het seizoen, en biedt ook een tariefsysteem aan voor passagiers en vracht. Als er echter te weinig passagiers zijn om een minimale vracht op te leveren, stelt hij voor dat de passagiers een hoger tarief betalen of wachten tot er meer passagiers zijn.7
Verzoek van schipper Meurs, 0350-01 Oud-archief van de gemeente ‘s-Gravenhage 1313-1815, 5113, Stukken betreffende het veer van Den Haag op Loosduinen, (1670)
Zo zal het regionale lijntje naar het Westland jarenlang zijn geëxploiteerd. Terwijl aan de andere kant van de stad de trekschuit naar Delft en Leiden druk bezocht was en mensen als haringen in een ton zaten, was de trekschuitdienst naar het Westland beperkt in afvaarten en was zelfs bagage toegestaan.
Op maandag en vrijdag
Op maandag en vrijdag voer de trekschuit zo’n twee eeuwenlang naar ’s-Gravenzande, Naaldwijk, Poeldijk en Monster vanaf de Prinsegracht.
De Nieuwe Princelyke Haagsche Almanach 1769
Volgens de almanak van 1843 voeren er dat jaar alleen nog maar marktschuiten op dezelfde dagen, dus op maandag en vrijdag. Op vrijwel geen ander traject was het vervoer over water van zo’n grote betekenis als hier. Pas in de jaren dertig van de vorige eeuw toen de eerste verharde wegen een feit waren en het gemotoriseerde vervoer het Westland ontsloot kwam het vervoer over water in het slop.
Benieuwd naar de route? Lees dan hier verder.
Noten
- Op de diverse kaarten in het gemeentearchief is de loop van deze waterweg te volgen. Bijvoorbeeld in Stal, K., Den Haag in kaart gebracht: 750 jaar groei in plattegronden uit het Gemeentearchief.
- Alle locaties zijn afzonderlijk te vinden op haagwelvaren.nl.
- De Klerk, A. Bouwen aan de Hofstad, p. 82-83. Talloze strategieën om het water te verversen worden in de loop der tijd ondernomen, zoals het doortrekken van de Loosduinsevaart tot in de nieuwe Maas. Desondanks moet Den Haag het vooral gehad hebben van een stevige regenbui.
- Dolk, Th. F.J.A., Geschiedenis van het hoogheemraadschap Delfland, 1939, p. 555-558. Zie ook Berigt aan de Heeren Reizigers, 400 jaar openbaar vervoer in Nederland, P. Brouwer, G. van kesteren en A. Wiersma, p. 45-81.
- De kaarten met de oude nummers 33, 34 en 35 van het Gemeentearchief van Den Haag belichten verschillende aspecten van de ontwikkeling van de Loosduinse weg en de bijbehorende waterwegen in de zeventiende eeuw. Oud nr. 33 toont een geplande verbreding van de Loosduinse weg, vastgelegd door landmeter Pieter Floris van der Sallem in 1644. Dit wijst op stedelijke infrastructuurplanning en -verbetering in die tijd. Oud nr. 34 biedt inzicht in de uitvoering van deze plannen, waarbij de kaart de landen aangeeft die zullen worden aangetast door de uitbreiding en de taxatie van het verlies dat elke eigenaar zal lijden als gevolg van de veranderingen aan de waterweg. Oud nr. 35 vult deze informatie aan door de daadwerkelijke afmetingen van de waterweg weer te geven, vanaf de vier westermolens tot aan de Leiweg. Deze kaarten samen bieden een historisch perspectief op de infrastructurele ontwikkelingen en watermanagement in het Loosduinse gebied.
- Willemsen, H. Het Hof thoe Honslaersdyck en zijn prinselijke beschermheren, Wat was het geheim van Honslaersdyck? p.34
- De plaatsen voor tol zijn net als alle andere locaties afzonderlijk te vinden via de route op haagwelvaren.nl.
- 0350-01 Oud-archief van de gemeente ‘s-Gravenhage 1313-1815, 5113, Stukken betreffende het veer van Den Haag op Loosduinen, (1670)